Oorsprong van Elburg

dDe geschiedenis van Elburg is door anderen veel beter en veel uitgebreider beschreven maar ik denk dat het goed is om mijn eigen samenvatting ervan te geven. Ik kan niet garanderen dat het historisch helemaal correct is.

Het gebied rond Elburg staat sinds lange tijd bekent als Doornspijk en het lijkt erop dat daar mensen woonden sinds de ijzertijd. Het gebied is laaggelegen vruchtbare grond aan de Zuiderzeekant van de (onvruchtbare) Veluwe en strekte zich vroeger (1000-2000 jaar geleden) veel verder noordwaarts uit. Regelmatige overstromingen maakte het nodig voor de bevolking om zich steeds verder terug te trekken in de richting van de Veluwe. Het kan zijn dat Elburg ooit ontstaan is als een vluchtheuvel (de El Berg) waar mensen zich terugtrokken bij hoog water. Uiteindelijk, in de middeleeuwen, ontstond een stadje waar een groep mensen zich permanent hadden gevestigd en van waaruit zij handel begonnen te drijven met andere steden in Nederland (en zelfs Zweden) door goederen te vervoeren per boot.

In de middeleeuwen was alles en iedereen letterlijk in het bezit van de Hertog van Gelderland. Aan het einde van de middeleeuwen nam de bevolking toe en ontstonden er steeds meer plaatsen zoals Elburg waar mensen handel dreven waar belasting op geheven kon worden en dit was duidelijk in het financieel belang van de hertog. Anderzijds (maar dit is mijn geheel eigen interpretatie) nam het controleren van het hertogdom steeds meer tijd in beslag en was de hertog verplicht steeds meer mensen in dienst te nemen om de controlerende functies uit te voeren, zodat de "macht" steeds meer de kenmerken van een regering aannam. Rond die tijd (~1200) kreeg Elburg, net als een aantal andere plaatsen in Gelderland, stadsrechten. Om precies te zijn, een stuk land rond Elburg werd uit het Kerspel Doornspijk weggenomen en kreeg de zogenaamde "Stadsvrijheid". Dat betekende dat het land in de Stadsvrijheid nog steeds strikt genomen het eigendom was van de Hertog van Gelderland, echter dit land werd aan de toenmalige bewoners van Elburg "gegeven" om onder henzelf te verdelen, waarna ze ieder het recht hadden om stukken grond in de Vrijheid te kopen of verkopen aan anderen. Burgers van Elburg (zij die daar tenminste twee jaar hadden gewoond) konden dus grondeigenaar zijn maar, althans rond het jaar 1200, was dat een relatief begrip. Pas in de Franse tijd (na 1795) werd het begrip grondeigendom op meer moderne wijze juridisch geregeld.

In de middeleeuwen werden ook de eerste dijken gebouwd om het water van de velden te houden. De oudste dijken zijn de Winterdijk ten noordoosten en de  Zeedijk ten zuiden van de stad. Later werd de Zomerdijk ten noorden van de stad gebouwd. In 1392 kreeg Arent thoe Boecop de opdracht van de Hertog om de stad te "verplaatsen" alhoewel hier meer sprake is van een uitbreiding: De oorspronkelijk stad lag rond de Ellestraat (nog steeds de enige straat die krom is) en werd naar het zuidoosten uitgebreid tot een vierkant omgeven door een stadsgracht en wal. De stad werd beschreven in 1689 in een reisboek door Jan ten Hoorns genaamd "Reys- boek door de Verenigde Nederlanden":

De laatste der Veluwsche Steden is Elburg, vier uuren van Harderwyk en Kampen, en in 't midden van beiden gelegen. Deze stad is van allerley leeftocht, en met name van Visch en wilde Endvogels, die met meenigte in de kooyen daar omtrent verlokt en gevangen worden, wel gestoffeerd; leggende op een vette grond aan een Strand van de Zuider-Zee, in 't vierkant en bewaard met drie Poorten, waar af de twee tegenover malkander staan, en de darde na de Zee en het over ettelyke jaaren gegraaven Verlaat uitziet. Dwars door de stad loopt een beek, die ten wederzyde met een Burgwal afgeheind, en met vijf steene Bruggen overslagen is.

De Stadsvrijheid werd aangegeven met houten palen. Eerst omvatte dat alleen de stad zelf en de Mheen (een weide ten noordoosten van de stad waar alle burgers het rechten hadden om een paar beesten te laten grazen) en gedurende de 15de en 16de eeuw werd dat gebied nog een paar keer uitgebreid tot de huidige gemeentegrenzen.

Het Elburgse stadsbestuur is altijd verassend democratisch geregeld geweest.: Het bestond uit een door de burgers gekozen groep. In 1725 werd een burgerboek opgesteld waarin ook precies gedefinieerd werd wat een "burger" precies was tot ruste en vrede van de Stad. Nieuwkomelingen moesten f25 betalen en nog twee jaar wachten voor zij ook burgers konden worden en dan nog mochten zij zeven jaar lang niemand lastig vallen. Anderzijds kregen burgers vrije Latijnsche en Duijtsche scholing en recht tot grazen op de Mheen. En recht op het kiezen van de Magistraaten (burgermeesters) en Gemeentemannen. Echter, dienaren en knechten mochten niet stemmen en rooms katholieken zouden van de bestellinge van deser Stads Regeringe in 't geheel uijtgesloten [...] sijn (wat dat ook mogen betekenen maar het klinkt niet gunstig). In het burgerboek volgt dan een lijst met burgers waaronder een paar Wijnne's. Uit de Elburger Almanak van 1768 valt de samenstelling van het stadsbestuur op te maken: Twee burgermeesters, acht schepenen en raden, een scholt (een soort rechter), een secretaris, en tenslotte twaalf leden der "gezworen gemeente" (gemeenteraad) waaronder Arend Wijnne (lid sinds 1753).

Rond 1600 lijken er twee soorten burgers te zijn: Enigszins deftig en werkende klasse. De nogal deftige burgers hebben vaste achternamen zoals thoe Boekop, toe Water, Nucke, Dietmars, Ticherus, Bigge, Top, Vos, Pondt, Hegeman, Hoeclum, Feith, en Vetterus. Het merendeel van de mensen heeft geen achternaam maar gebruikt of een patroniem (de vaders voornaam als "achternaam") zoals: Willem Jacobs, Gerrit Hendriks, of een beroepsnaam, zoals: Seine de Voorman, Jan de Visser, Klaas Wollewever, of een combinatie zoals: Wijne Gerrits de schipper. En dat is waar het echte verhaal begint.