Eibert Wijnne (1888 - 1973)
(Gegevens ontleend aan Predikanten en Oefenaars, Biografisch Woordenboek van de Kleine Kerkgeschiedenis, Deel 2. Samengevat door Els Wijnne-van Wageningen)
Op 18 juni 1888 werd op het landbouwbedrijf van de 37-jarige Gerrit Wijnne en Hendrikje van der Heiden, gelegen in het buurtschap Wessingen bij Doornspijk, een zoon geboren. Hij kreeg de naam Eibert. Tot zijn zestiende jaar werd Eibert door zijn grootmoeder voortdurend gewaarschuwd voor de zonde, maar toen deze vermanende stem niet meer gehoord werd, trok hij de wereld in.
In 1908 en 1909 verbleef Eibert twee winters in Duitsland, waar hij in de kolenmijnen in Essen werkte. Op zekere dag raakte hij daar in een diepe schacht zijn lamp kwijt en het duurde 36 uur voordat er hulp kwam. In deze bange uren heeft hij voor het eerst leren bidden. Vol indrukken keerde hij terug naar Nederland.
Thuis gekomen begon hij ijverig kennis te verzamelen uit de oudvaders. Zijn verlangen om het Evangelie aan zijn medemensen te gaan verkondigen was niet meer te stuiten. Iemand bood hem aan om de studie voor dominee te bekostigen, maar dat wilde Eibert niet. Hij voelde niet zoveel voor een kerkelijk gareel.
Op 2 februari 1913 trouwde hij met Bartje Visch uit Doornspijk. In 1919 betrok het echtpaar een boerderij in een uithoek van Oldebroek, dicht bij Kamperveen.
Van huis uit behoorde Wijnne tot de Gereformeerde Kerken, maar met de prediking van de plaatselijke predikant was hij het niet eens. Regelmatig bezocht hij de Gereformeerde Gemeenten in Nunspeet en in Kampen. Hij werd lid van de Kamper Federatiegemeente.
In deze gemeenten begon hij zelf te spreken. Omdat hij van het kerkverband geen toestemming had, kwamen er op klassikale vergaderingen vragen over. Men antwoordde dat het nog niet de tijd was om Wijnne te horen. De gemeente Kampen adviseerde Wijnne “zich stil te houden tot de Heere werkt”. Stilzitten bleek moeilijk. “Wiene” bleef door gaan met oefenen. (Een oefenaar is iemand die godsdienstige bijeenkomsten houdt).
Op 27 mei 1936 probeerde Wijnne aansluiting te krijgen bij de ledeboeriaanse Oud Gereformeerde Gemeenten. Hier werd hij voor een jaar toegelaten, maar een vaste aanstelling als oefenaar kreeg hij niet. Kort hierna ontstonden grote problemen tussen Wijnne en het kerkverband. Vooral de Schotse vaderen werden er nogal eens bijgehaald, maar zelfs dat kon geen eenheid bewerken. Ook deden geruchten over zijn levenswandel de ronde. Uiteindelijk werden de moeilijkheden groter en de woorden “antinomiaan” en “schorsing” vielen. Wijnne meende zich hieraan niet te moeten storen en in maart 1940 was hij vertrokken.
Opnieuw leidde zijn weg naar vrije gemeenten, naar gezelschappen en groepjes “verstrooiden”. Zo kwam hij ook nogal eens in een vrije gemeente in Kralingseveer (bij Rotterdam), om er een dienst waar te nemen voor de met ziekte kampende ds. F. Kraayeveld. Men kerkte in een voormalige boerderij aan de IJsseldijk. Vanaf 17 juni 1943 noemde men zich Oud Gereformeerde Gemeente. Oefenaar Wijnne werd hier tenslotte in januari 1948 beroepen, zonder bevestigd te worden.
Wijnne bleef in Oldebroek wonen. Gewoonlijk arriveerde hij op zaterdag in Kralingseveer en vertrok hij op dinsdag weer naar Oldebroek.
Na verloop van tijd wilde de Oud Gereformeerde Gemeente Wijnne als herder en leraar en op 8 juli 1953 werd hij als zodanig bevestigd. De vrije oefenaar Johan Donkersloot uit Oud-Beijerland hield een bevestigingspreek over Johannes 10:11. Hierna las Wijnnes oudste ouderling, W. Boelhouwer, het bevestigingsformulier. In de avonddienst sprak ds. Wijnne zijn intreepredikatie uit over Exodus 33:15. Ruim vijftien jaar heeft hij de gemeente geleid. Het ledental daalde echter gestaag.
Ds. Wijnne beëindigde om gezondheidsredenen, in november 1968 zijn arbeid in Kralingseveer. Op 13 mei 1969 werd de gemeente ontbonden.
Eibert Wijnne had inmiddels in de zomer van 1965 zijn boerderij in Oldebroek verkocht en verhuisde naar Elburg. Hij overleed 1 december 1973 en werd begraven vanuit de Vrije Oud Gereformeerde Kerk in Oldebroek. Hij werd begraven in Kamperveen.